De heerlijke, zakelijke droefheid van de reserve vijfde klasse tijdens een pandemie

Voor iconische wedstrijdverslagen van zaterdag 4 moet je een tijd terug in de geschiedenis. Toen de roemruchte journalist van FTM nog onze gevreesde rechtsback was. Alhoewel, die vrees zat meer bij de rest, dat hij op kwam dagen, dan bij de tegenstander. Maar goed, een gouden gozer en een pen zo scherp als het zwaard van Sultan Mehmet II. Mochten we dit jaar dan eindelijk kampioen worden dan is die ook mede voor jou pik!

Geen hond die overigens naar voren stapte om onze razende reporter te vervangen na zijn afscheid. Ik zelf dacht er ook het zijne van. Een Bunnik pakt liever nog een afzakkertje in een volle hut. Maar goed zo’n tweede golf doet blijkbaar gekke dingen met je. En je moet wat, want – godallejezus – wat gaat dit een fucking lang najaar worden.

Enfin, zaterdag kwam de koploper op bezoek. Jonge knapen uit de polder van Wip. Terwijl bij ons in de kleedkamer de grijze haren en kale plekken schering en inslag zijn tegenwoordig (sommigen vluchten zelf naar Turkije om de eigen bovenkamerse grasmat te repareren. Zo ver zijn we al gezakt inmiddels) en onze absolute vedette bovendien op yogaretreat naar Malta was. Zo’n dag dus.

Maar Zaterdag 4 leek van de nood een deugd te maken. Dan maar de volle focus op de pot. Vanaf minuut één stond de verdediging als een huis met een rotsvaste Jurre op goal, die voor de tweede keer op rij de nul hield (dat je nog maar lang een snotneus mag houden Iren). En dat met twee trage Bunniks met een draaicirkel van een roestende heftruck als backs. Maar goed, ook geen risico dat ze de middellijn oversteken zullen we maar zeggen.

Het middenveld liep ook als een trein. Jantje en Hage waren ouderwets aan het buffelen en onze grote zomeraanwinst Keshaw knalde er ook lekker in. En onze vaste waarde Peter maakte me een partij meters terwijl hij morgen in nultwintig wederom een pot moet ballen. Geen idee waar ‘ie het vandaan haalt. Red bull in zijn cornflakes? Who knows. In de spits stond Guus weer ouderwets te Guusen: elke bal die ook maar in de buurt van de zestien was ramde die op de goal alsof zijn leven ervan af hing. Die zwarte schoen moet en zal weer voor hem zijn. Guus will be Guus.

De wedstrijd? Na een kwartier stond de eindstand al op het bord: een zakelijk 2-0. Een heerlijke dropkick van Jantje en een intikkertje van Guus. Bij beide goals was Daan Bunnik er nog niet bij want die stond weer eens in de file vanuit Dort. Stiekem wel lekker dat hij 75 minuten moest ballen in de regen zonder een doelpunt te zien.

Die 75 minuten waren overigens onze meeste professionele van de afgelopen vijf jaar. Ballen werden vakkundig de sloot of lichtmast in geknikkerd door Bart. Het lijkt zo’n lieverd maar, alhamdulillah, wat is dat toch een een gluiperd. Heerlijk om erbij te hebben. Ook het tijdrekken en de professionele overtredingen leken wel van Champions League niveau. Alleen Hage snapte dit nog niet helemaal toen hij sportief de bal terug het veld in bracht (Hage, hondelul!)

Het laatste fluitsignaal is normaal altijd het begin van een paar uurtjes heerlijk ouwehoeren en medespelers plagen met wat ze vandaag weer allemaal verkeerd hebben gedaan. Ik kan het weten want mijn kwaliteiten liggen vooral buiten de lijnen. Of, althans, ze liggen niet er binnen. Lekker keuvelen voor de hut met een koude knaap in het vuistje. Dat werk.

In de herfst van 2020 is het laatste fluitsignaal echter het begin van in de rij staan om te mogen douchen. In de regen, oh ironie. Want maximaal zeven man in de kleedkamer. En geen bitterballen of kratje HJ. Compleet begrijpelijke maatregelen maar het blijft klote. Helaas trok Max dit keer geen kratje lauwe Juup uit zijn kofferbak en konden we na een kwartiertje allemaal op huis aan. Maar wel met drie hele lekkere punten in de tas. Zou het dit jaar dan eindelijk?