Het eigen doel: een monoloog over ingehaalde realiteit.

IederFullSizeRender (2)een heeft het. Of misschien niet iedereen maar vast en zeker veel. Een eigen doel is namelijk heel gewoon. Een leven zonder is eigenlijk niet meer van deze tijd.

Het eigen doel betreft bijvoorbeeld een succesvolle maatschappelijke carrière met toch wel de functie van manager als ultieme beloning, lekker ver weg van de werkvloer. Of het eigen doel betreft een onderscheidende ‘look’ met spierballen die geen dag groot genoeg blijken te zijn. Het eigen doel kan ook bestaan uit het bezitten van een groot huis in een luxe vinexwijk om nonchalant maar fanatiek je buren de ogen mee uit te steken. De allermooiste auto is voor sommige anderen een doel op zich, om daar lekker veel in rond te karren en pontificaal voor het huis te zetten, stiekem treurend om de hoge benzineprijzen, belastingen en bijbehorende verzekeringen.

Het eigen doel kan tevens bestaan uit het hebben van een eigen bedrijf om je te realiseren dat de dagen veel te kort zijn. Een enkeling kiest voor een topsportcarrière die alleen glans had bij vrienden en familie om vervolgens met een versleten lijf te kunnen zeggen dat je ooit op Studio Sport te zien bent geweest. Anderen zweren weer bij het hebben van de vetste sneakers en de hipste pakjes en roepen dat ze zo lekker zichzelf zijn gebleven.

En dan zijn daar nog die de meeste Facebook-likes als doel hebben, de mooiste kindjes, de beste kookkunsten, de ruigste weekenden, de gaafste gadgets, de spiritueelste yoga-lessen of die het maken van verre reizen propaganderen om vervolgens de bijbehorende Lonely Planetjes een centrale rol in het huis te geven.

U leest het ook, dat eigen doel lijkt toch maar steeds te draaien om het verkrijgen of behouden van de sociale koppositie. Status en een bijbehorende identiteit is wat ons drijft, wat ons gedoogt, wat ons onderscheidt, wat ons een uniek individu maakt. Het gewenste succes dat een gevolg moet zij van het eigen doel staat veelal synoniem voor ‘meer’, ‘beter’ of ‘hoger’ om maar mee te kunnen doen of zelfs voorop te kunnen lopen op de maatschappelijke norm, een doodvermoeiende bezigheid.

Zo niet Ruud. Tenminste dat dacht ik. Ruud, wars van opgelegde normen en waarden, wars van sociale druk, wars van bewijsdrang, wars van status en te allen tijde zichzelf. Ruud heeft altijd het lef Ruud te zijn. Zo loopt hij veelal onbeholpen en rete-onhandig over het voetbalveld maar het deert hem niet. Ruud is met zijn nieuwbakken gezin verhuist naar het schietgrage Rotterdam-West en gaf daardoor een hip appartement in het nog hippere Blijdorp op.

Ruud rijdt in een Opel Meriva, vast en zeker gekozen tot beste gezinsauto allertijden en op plek 3 in de top 10 van grootste ‘ouwe lullenbak van Nederland’ maar schaamt zich voor geen cent. Ruud zette in zijn jonge jaren nooit z’n veren op als de meisjes langsliepen. Ruud zit toch zo graag op Facebook denk je dan maar daar organiseert hij moois voor zijn vrienden en is hij niet druk met het delen van zijn allermooiste foto’s. Ruud is Ruud, gezegend met te weinig mannelijk testosteron om zich maar dan ook één minuut druk te maken om zijn eigen doel en de te realiseren status!

Tot die zondag 6 maart 2016 opeens alles veranderde. Ruud offerde zichzelf in eerste instantie, in de rust, nog wel op ten faveure van een medespeler en het team, de 1-1 moest tenslotte over de streep worden getrokken of misschien konden we zelfs wel weer eens winnen. Natuurlijk was het niet zijn beurt, natuurlijk mocht hij dit keer 90 minuten spelen, natuurlijk had hij moeten blijven staan maar natuurlijk ging hij al coachend en zonder te morren zitten op de reservebank.

Ruud zag gedurende de tweede helft dat de wedstrijd uit onze handen gleed maar vond het in de verste verte geen tijd voor een eigen wissel. Met een 3-1 achterstand op het bord en nog 10 minuten te gaan zakte hij nog eens heerlijk weg in de warme dug-out, inmiddels voorzien van een welverdiend biertje en zondags sigaretje. “Ach ja, winnen doen we niet meer maar het is toch een heerlijke middag zo” moet hij gedacht hebben net toen Rénard een blessure veinsde op het moment dat hij in zijn ooghoeken het gele gerstenat met witte schuimkraag de bank zag betreden.

“Scheids; wissel!!” gilde Rénard vanuit volle borst, opeens had hij nog genoeg adem om kordaat op te treden. De scheids blies, Rénard snelde naar de zijkant alwaar hij Ruud zijn plek op de bank opeiste met de zojuist besproken bijbehorende privileges. Ruud, totaal verrast en misschien al een tikje beschonken na die twee slokjes pils wist niet wat hem overkwam. Plichtsgetrouw sjouwde hij naar de rechterkant van het veld.

Nog geen twee minuten later stortte de wereld van iedereen in, niks zou ooit nog hetzelfde zijn. SVS zette voor vanaf rechts, zo’n mislukte slinger de zestien in, waar dus niemand was. Tenminste, zo leek het want opeens snelde daar met rasse schreden Ruud ons strafschopgebied binnen, nooit vertoond. Een sprong, een uitgestoken nek, iedereen verstijfde, de bal op z’n kneiter, in een ideale baan op weg naar onze eigen bovenhoek.

Het leek minuten te duren, het kon immers niet waar zijn, dit was toch onze eigen Ruud?! De realiteit heeft ons ingehaald, niets is meer wat het was. De wereld zal nooit meer hetzelfde zijn, de zesde maart staat in ieders geheugen gegrift en zal voor altijd ons het zwijgen doen opleggen. Ruud heeft z’n onschuld verloren en heeft als laatste der doellozen dan toch ook z’n eigen doel gevonden; GOAAAALLL.

Coen Duiverman.